Het oudste fossiel van een landplant met stengels en sporangia is beschreven uit het Laat-Wenlock; dit is Midden-Siluur, ongeveer 425 miljoen jaar oud. Het is toegeschreven aan het genus Cooksonia, een klein plantje met een zeer eenvoudige structuur: vorkvormige vertakkingen, sporangia aan het eind van de stengeltjes en één soort sporen. Hoewel er betrekkelijk weinig fossielen zijn gevonden, is bekend dat Cooksonia gedurende het Laat-Siluur en het vroegste Devoon (415- 400 miljoen jaar geleden) wereldwijd verbreid was. Eén vertegenwoordiger van dit geslacht uit het Onder-Devoon is de oudste bewezen vaatplant. In dit artikel beschrijven we de soort Cooksonia paranensis Gerrienne et al. 2001, die verzameld is op een vindplaats in het Paraná-Bekken in Brazilië. In feite is C. paranensis gevonden in vijf verschillende gebieden in het Paraná-Bekken (Gerrienne et al., 2001, afb. 1b). Sommige exemplaren behoren tot de grootste Cooksonia-planten die ooit zijn gevonden. Het exemplaar dat we hier beschrijven komt uit de Jackson de Figuereido lokatie. Het is geconserveerd als een platgedrukte verkoolde rest in witte, zachte zandsteen. Uit onderzoek aan micro-organismen blijkt een Onder-Devoon ouderdom voor deze vindplaats. In die tijd lag het Paraná-Bekken in het zuiden van Gondwanaland, binnen de zuidelijke poolcirkel.

, , , , ,
Grondboor & Hamer

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Geologische Vereniging

Ph. Gerienne, & H. Steur. (2003). Cooksonia paranensis, een vroege landplant uit het Onder-Devoon van het Paranábekken in Brazilië. Grondboor & Hamer, 57(5), 98–99.