Hoe vaak is het u overkomen dat u de vraag gesteld werd, door kennissen bij het zien van uw kollektie fossielen: "hoe oud is nu die steen?" (bedoeld werd dan: dat fossiel). U nam dan het fossiel op en noemde naam en vermoedelijke ouderdom. Bijvoorbeeld: "dit is een visje, de Leptolepis sprattiformis, gevonden bij Solnhofen in de Malm (Boven-Jura), zo'n 140 miljoen jaar oud". Meestal heeft u dan de gezichten zeer ongelovig zien kijken en velen zullen u al eens gevraagd hebben: "hoe weet men dat nu, dat is aan dat fossiel toch niet te zien?" Wanneer we in de juiste stemming zijn vertellen we dan van de zeer grote dikte van de sedimentgesteenten op sommige plaatsen, welke pakketten natuurlijk een ongelofelijke tijd nodig hadden om zich te vormen. Een betere uitleg is natuurlijk, dat men de geologische tijd kan meten door de afbraak van radio-aktieve elementen. De onstabiele atoomkernen worden met een zeer regelmatige, meetbare snelheid afgebroken tot stabiele elementen. Op deze wijze vervalt uranium in een zeer langzaam tempo. Men kan, door de verhouding van uranium en vervalprodukten in een bepaald stollingsgesteente nauwkeurig te meten, de ouderdom van het gesteente bepalen. Bevinden deze stollingsgesteenten zich tussen de sedimentlagen, dan kan de absolute ouderdom van de fossielen in deze lagen daarvan ten naaste bij worden afgeleid.

, , , , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

G. Zuidema. (1979). Trias-ammonieten: mogelijkheid tot wereldwijde correlatie. Gea, 12(2), 54–56.