Wie over fossielen spreekt denkt meestal aan ammonieten, trilobieten of misschien aan de skeletten van de reusachtige dinosauriërs. Het rijke aanbod aan fraaie ammonieten, zeeëgels of trilobieten op een GEA-beurs of de indrukwekkende collecties van diverse musea werken dat wel enigszins in de hand. Daarnaast zijn er ook nog wel enkele andere soorten fossielen die soms onze aandacht trekken, zoals brachiopoden, lamellibranchiaten of graptolieten, maar we staan er misschien zelden bij stil dat de studie van al die soorten fossielen slechts een deel van onze paleontologische kennis vormt. Immers onder een fossiel wordt elk herkenbaar spoor of elke herkenbare aanwijzing van vroeger organisch leven verstaan. Het zijn dus niet alleen de bewaard gebleven harde delen van organismen, zoals botten, kiezen, kalk- en kiezelschalen, maar ook de kruipsporen, graafgangen, vraatsporen, e.d. De eerste groep fossielen zijn de direkte overblijfsels van planten of dieren, terwijl de tweede groep een manifestatie is van hun levensactiviteit. Deze laatste categorie duidt men aan als ichnofossielen of sporenfossielen(in de Engelse en Amerikaanse literatuur als "tracefossils").

, , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

J. van Diggelen. (1981). Ichnofossielen zoeken in Normandië. Gea, 14(1), 22–29.