In dit korte bestek is het onmogelijk om de systematiek van de foraminiferen ook maar enigszins uitvoerig te behandelen. De ruim 30.000 soorten die thans bekend zijn, zijn verspreid over een 1200 genera (of geslachten), die op hun beurt gebundeld zijn in ruim 100 families. Er moest dus een selectie gemaakt worden, waarbij met name aandacht besteed wordt aan de regelmatig voorkomende groepen en/of soorten. Voor een meer uitvoerige behandeling verwijzen wij naar het Nederlandstalige boekje van Dr. E.Th. Spiker (1973), getiteld "Foraminiferen - fossiel en recent", verschenen als bundel 99 in de serie Wetenschappelijke Mededelingen van de Kon. Ned. Natuurhistorische Vereniging. Wie zich echt wil wijden aan de studie van foraminiferen-groepen, ontkomt niet aan de aanschaf van de grotere handboeken, als bij Literatuur vermeld. De bundel van Dr. Spiker is handig, daar deze een elementaire behandeling van het hele terrein geeft. De tegenwoordig meest gebruikte classificatie is die van Loeblich en Tappan. Hun uit 1964 daterende indeling behandelt alle toen bekende genera. Deze indeling werd overigens door dezelfde auteurs in 1974 nog wat verbeterd. De vijf in tabel I genoemde subordes omvatten tezamen 19 superfamilies, die vermeld zijn in tabel II. De onderlinge relaties en verspreiding over de geologische tijdperken van deze superfamilies is aangegeven in afb. 14. Dit schema is ontleend aan Tappan, 1976. Een overzicht van de bestaande families en hun onderlinge relaties (de „familieverhoudingen") geeft afb. 15, naar Loeblich en Tappan, 1974. Met arceringen is in deze figuur aangegeven welke eenheden wij in deze handleiding - en zoals in tabel II is aangegeven - achtereenvolgens zullen behandelen. Van deze eenheden omvatten de groepen V, VI en VII de meest algemene genera voor de Krijt- en Tertiair-stratigrafie.

, , , , , , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

A.R. Fortuin. (1981). Systematiek in een notedop. Gea, 14(3), 94–110.