Als we praten over ondergrondse afwatering als specifiek kenmerk van karst dan is het duidelijk dat grotten daarbij een rol spelen. Immers, water dat via breuken, diaklazen en laagvoegen in de uit kalk bestaande ondergrond verdwijnt lost door corrosie het gesteente op. De breuken, diaklazen en laagvoegen worden zo breder en uiteindelijk is er een grot gevormd. We noemen de op deze wijze ontstane grotten (vanzelfsprekend) karstgrotten. Zij behoren tot de groep van secundaire grotten. Secundair, omdat eerst het gesteente werd gevormd en pas (veel) later de grot. Ook b.v. de grotten die ontstaan door de eroderende werking van de branding in steile zeekusten, en die we abrasiegrotten noemen, behoren hiertoe. Er zijn natuurlijk ook primaire grotten, d.w.z. grotten die tegelijkertijd met het gesteente werden gevormd. Een voorbeeld daarvan zijn de grotten die ontstaan als onder de afzetting van kalktuf door een waterval een vrije ruimte blijft bestaan, omdat de waterval zich als het ware over zijn eigen afzettingen naar voren verplaatst.

, , , , , , , , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

H.W. de Swart. (1982). Grotten: een wereld in duisternis. Gea, 15(1), 23–26.