Als mineralen onbelemmerd kunnen groeien vormen zij kristallen met hun eigen karakteristieke vorm: idiomorfe of euhedrische kristallen (afb. 1). Als kristallen tegen elkaar aan groeien ontstaan aggregaten. Er zijn drie verschillende typen van vergroeiing van kristallen van eenzelfde mineraal. Het eerste type is de willekeurige vergroeiing: de kristallen hebben alleen de eigenschap gemeenschappelijk dat ze zich in eikaars nabijheid bevinden. Het tweede type is een aggregaat van kristallen met onderling evenwijdige ribben en vlakken (afb. 2): dit noemt men parallelgroei. In feite kan men een dergelijk aggregaat beschouwen als één enkel kristal omdat de interne structuur ononderbroken, zonder wijziging in oriëntatie, door het hele specimen heen doorloopt. Het derde type van vergroeiing tussen identieke kristallen ontstaat als de twee kristallen met elkaar in verband staan via een symmetrie-element dat niet in de afzonderlijke kristallen aanwezig is (afb. 3). Een dergelijke wetmatige vergroeiing noemt men tweelingen: de ribben en de vlakken van de twee kristallen maken welbepaalde hoeken met elkaar die specifiek zijn voor ieder mineraal.