De noodzaak om weerfenomenen en veranderingen in het weer waar te nemen wordt ons opgedrongen door het leven van alledag, en dat alles sinds mensenheugenis. Volgens Aristoteles was het noodzakelijk om het weer te bestuderen, omdat een praktische kennis ervan het leven gemakkelijker en plezieriger maakt. Het doel om waarnemingen te doen was namelijk om het weer te voorspellen, en dit was de eerste stap van de meteorologie. Een van de oorzaken waardoor in Griekenland de meteorologie zich als wetenschap kon ontwikkelen is dat er daar enkele variaties in het weertype voorkomen, echter juist niet te veel of te weinig. Te weinig variaties wekken niemands belangstelling op, terwijl te veel variaties het te moeilijk maken om ook maar iets op te merken. Aldus is Griekenland zeer gunstig gelegen. Het weer wordt er bijna geheel door het klimaat bepaald, de seizoenen zijn goed onderscheidbaar: winter- en zomerweer worden wel zuidelijk en noordelijk weer genoemd tengevolge van de overheersende windrichting. De Griekse bevolking, tenminste de zeelui, kende niet alleen vier windrichtingen, maar ook acht andere, met specifieke naamsaanduidingen, die in kracht en frequentie verschillen. Dit aanzienlijke aantal suggereert uitermate precieze waarnemingen.

, , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

H.F. Vugts. (1990). Weerspreuken, waar of niet waar?. Gea, 23(3), 102–104.