Australië is eigenlijk alleen in de kuststreken aangenaam bewoonbaar. Het binnenland heeft uitgestrekte steenwoestijnen en wat niet woestijn heet, is toch uiterst droog en schaars begroeid. Met de term "outback" karakteriseert de Australiër de barre omstandigheden ver van de kust. Behalve de droogte en hitte zijn ook vliegen een alomtegenwoordige gesel. Voor geologie is het land echter uitermate interessant en over grote afstanden goed ontsloten. Het reliëf is overal gering; uitgestrekte, totaal vlakke streken worden hier en daar afgewisseld door lage heuvels of bergland, die zeer oude, Precambrische gebergten representeren. In het Paleozoische gebergte aan de oostkant van Australië (de Australische Alpen) reikt de hoogste top tot 2231 meter, terwijl de rest van het continent zich vrijwel geheel onder de 1500 m bevindt. Met de 4-wheel-drive is vrijwel elke plek bereikbaar, mits je over een goede uitrusting beschikt en de drinkwater- en brandstofvoorziening zorgvuldig in de gaten houdt.

, , , , , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

J. Verhofstad, & H.C. Meyer. (1994). Herinneringen van een veldgeoloog. Mount Isa, Australia. Gea, 27(2), 64–66.