Deze dag werden twee belangrijke gebieden buiten de Hautes Fagnes bezocht, allebei door de volledige groep. De gehele autokaravaan trok eerst naar Vielsalm waar de leisteengroeven een van de mooiste kryptogamen-schatten van de Belgische Ardennen tentoonstellen. Het geologisch substraat, cambrium van oorsprong, bestaat voor een deel uit Salmiaan (Liègois, 5) dat wordt gevormd door schilferachtige rots die echter zeer hard is door zijn metamorpka oorsprong. In dit Salmiaan treft men in de omgeving van Vielsalm twee bijzonderheden aan. De eerste is een soort slijpsteen, coticule, waarin veel kwarts voorkomt, die geelachtig van kleur is en waarvan de hardheid berust op microscopische deeltjes bruin granaat. De tweede bijzonderheid is, dat deze Salmiaan leiachtig is. Vroeger werd deze lei als dakbedekking gebruikt, maar nu zijn de groeven niet meer in gebruik, uitgezonderd een enkele keer voor de aanleg van wegen. De totale lengte van de groeven bedraagt ongeveer 1 km. Allerlei mossen en korstmossen hebben nu de leisteen bedekt. Van de varens is de zeldzame Cryptogramma crispa (Allosurus crispus) vermeldenswaard, die daar ontdekt is door de Luxemburgse kryptogamist Koltz. Een stuk of twintig planten zijn er nog te vinden. Waar veel licht is zijn de stenen bedekt met Eacomitrium lanuginosum en Sphenolobus minutus of door de kussentjes van Coscinodon cribrosus. Korstmossen groeien hier geweldig goed; zo heeft Lambinon hier 5 soorten Stereocaulon verzameld en bovendie Baeomyces phacophyllus en Parmelia incurva (Lambinon & De Sloover, 6). Op de meer beschaduwde rotsen, dieper in de groeven, werden Racomitrium fasciculare en Andreaea rupestris gevonden en ook Hylocomium splendens en Pleurozium schreberi (met kapsels). Op de verweerde lei troffen we Oligotrichum hercynicum (met kapsels!), Oreoweisia bruntonii, Pogonatum urnigerum en verschillende soorten Pohlia aan, zoals P. cruda en P. proligera.