Het aantal terreinen, waarvan een lichenenlijst gemaakt is, is een stuk kleiner dan het aantal op mossen geïnventariseerde gebieden. Doordat de excursie zo groot was, en het aantal lichenologen onder de deelnemers klein was, kon het helaas niet anders. Die enkele lichenologen kwamen voortdurend handen en ogen te kort, ook omdat ze van de mossen niets wilden missen. We hebben ons dan ook vrijwel geheel beperkt tot epiphytische en terrestrische lichenen; aan de op steen en hout groeiende zijn we nauwelijks toegekomen. Dat het soortenaantal dan toch nog op 85 gekomen is, heeft zeker iets te maken met de grote rijkdom van het gebied. De eerste dag bezochten we de Heerder Sprengen. Lage, kromme eiken met Platismatia glauca, Cetraria chlorophylla en zowaar een Usnea’tje, dat helaas anoniem moet blijven, daar het spaarzame materiaal verzamelen niet toestond. We verbaasden ons over kleine kiemplantjes van Cladonia impexa, waarvan we verscheidene op de stam van eiken en berken vonden.