Het hoofddoel van deze excursie vormde een inventarisatie van het bedreigde Schinvelder Bos. Hiertoe werd ons gastvrij onderdak verleend door mej. T. Blankevoort in haar fraai gelegen zomerhuisjes-terrein aan de Schelsberg te Heerlerheide. In diepe duisternis arriveerden daar vrijdagavond een 30-tal deelnemers die een gastvrij onthaal met koffie vonden bij de familie Frencken. Groot was de verrassing de volgende ochtend bij het licht, toen de duisternis vervangen bleek door een paradijselijke omgeving: een lommerrijke boomgaard tussen een beboste helling en een rimpelloze vijver. Langzamerhand was het gezelschap op volle sterkte geraakt en vertrokken we voor een eerste kennismaking met het ”Mergelland” naar de reusachtige kalksteengroeve van de Nekami bij Bemelen. Daar mochten we smullen van lekkernijen als Aloina ambigua, Barbula fallax, B. revoluta. Een intrigerend mosje op een steile leemwand, waarvoor zelfs de naam Pterygoneuron geopperd werd, bleek Tortula muralis! Na de middag trok men naar de Brunssumer Heide, een bij noorderlingen meer vertrouwd terreintype, met Calluna-heide en op natte plaatsen Sphagnumgroei, naast de gebruikelijke dennen- en berkenopslag. De Calluna-heide is hier nogal mosarm: alleen Pohlia nutans is overal te vinden, en bv. Dicranum scoparium is schaars. De Sphagnum-vegetaties breiden zich de laatste jaren uit omdat de bodem t.g.v. de mijnbouw verzakt en natter wordt. Een klein groepje deelnemers splitste zich af om enkele oude kalksteengroeves te bezoeken bij de Schiepersberg, Kunrade en Kunderberg. Op de eerste plek werd de standplaats van Lophozia perssonii onderzocht. De andere plaatsen leverden minder op, en op de laatste trokken we ons terug toen de kogels ons om de oren vlogen.