De lezing gaf een indruk van het onderzoek aan deze twee bladmossoorten dat in Utrecht gedaan is. Aanleiding ertoe waren determinatieproblemen. Lange tijd werden de twee soorten als één beschouwd onder de naam C. introflexus, zie bv. Dixon’s Handbook. Maar sinds een onderzoek van de italiaan Giacomini, gepubliceerd in 1955, worden er twee soorten in onderscheiden. De opgegeven verschillen tussen deze omhelzen vooral 1. de ombuiging van de glashaar; 2. de relatieve breedte van de nerf; 3. de relatieve lengte van de hyaliene bladhoeken; 4. de relatieve lengte van het ingerolde deel van het blad; en 5. de aan— of afwezigheid van stereidenbundels in de nerf. Bij verwoede determinatiepogingen bleken deze kenmerken echter niet zo duidelijk, er leken tussenvormen voor te komen, of de eigenschappen vielen moeilijk nauwkeurig vast te stellen. Het probleem is in ons land actueel geworden sinds 1961 toen C. introflexus zich heeft gevestigd en naderhand zeer algemeen is geworden. Ook in omringende landen is dat gebeurd, en daar heeft men ook determinatiemoeilijkheden ondervonden. Dit heeft geleid tot verschillende regionale onderzoeken waarbij men tot de conclusie kwam dat er in West Europa twee soorten te onderscheiden vielen, C. polytrichoides en C. introflexus. Deze laatste is degene die zich nieuw gevestigd heeft en sterk uitgebreid (onderzoek van Richards in Groot Britannië, Jaques en Lambinon in België, Frahm in Midden-Europa). In Nederland werd ook C. polytrichoides daarbij betrokken (onderzoek van Barkman & Mabelis)