Wanneer soorten die onderling sterk verschillen in elkaar over blijken te gaan kan men deze soorten tot synoniemen verklaren. Men kan ze ook in een soortencomplex verenigen. Dit laatste is zinvol als veel collecties goed determineerbaar zijn. Deze situatie vinden we bij een aantal europese soorten. Hoewel het lang niet altijd zo is dat de soorten van een soortencomplex onderling grote gelijkenis vertonen, is dit hier wel het geval. De soorten van het fissidens crassipes-complex hebben vrijwel altijd: 1. een tamelijk plompe, ongezoomde, scherpe of stompe bladtop. 2. eindstandige antheridiën 3. ze groeien op steen en (met uitzondering van F. pusillus) vaak op plaatsen die geregeld onder water staan (hydrophytisch). F. pusillus groeit ook wel hydrophytisch, maar ook vaak op vochtige plaatsen buiten de directe invloed van stromend water (hygrophytisch). 4. ze groeien vrijwel altijd onvermengd met andere soorten, 5. ze hebben, wanneer ze goed ontwikkeld zijn, rondom gezoomde bladeren.