Gerolstein in de Eifel is al lang een hekende klank voor Nederlanders. E. Heimans, de grote wegbereider voor de veldbiologie in Nederland, stierf er in 1941, tijdens een geologische excursie. Hij logeerde bij Stephan Dohm, hoofdonderwijzer aldaar, de man die veel geologische musea voorzag van fossielen uit de Gerolsteiner Kalkmulde en wiens zoon Dr. B. Dohm het populariseren van de geologie van dit zo rijke gebied in vooral geschrift voortzette. Laatstgenoemde leidde in 1954 enige excursies in het eerste KNNV—zomerkamp in Gerolstein. Sindsdien heeft de KNNV er 18 kampen gehouden, zodat velen bekend zijn geraakt met het boeiende landschap en de rijke flora. Ook de Nederlandse Mycologische Vereniging heeft sinds 1969 door vijf excursies een goede indruk gekregen van de rijkdom aan paddestoelen in deze streek. Het is eigenlijk merkwaardig dat over de mossen van dit vermaarde excursiegebied tot in het voorjaar van 1981 weinig bekend was. Incidenteel was er wel wat door enkelen verzameld, maar een bryologische publikatie over Gerolstein was er niet, ook niet in de duitse literatuur (mond. meded. Jan-Peter Frahm). De excursie van de Bryologische Werkgroep op 30 april, 1, 2 en 3 mei verrichtte dus pioniersarbeid. En de 30 deelnemers hebben daar geen spijt van gehad, al was het weer niet steeds om over te juichen.