Nadat schrijver dezes al meerdere malen geruchten opgevangen had over licheenrijke bossen in Flevoland ging hij met graagte in op een aanbod van Gerard Dirkse om op 3 juli 1983 samen eens poolshoogte te nemen in zulk een bos. Al ontbrak een gezonde skepsis ten aanzien van de te verwachten lichenen niet. Want weliswaar zijn de IJsselmeerpolders al enkele jaren bekend om hun mycologische en bryologische rijkdom, maar deze betreft vooral de terrestrische flora van de bossen. En deze terrestrische standplaatsen in de bossen zijn voor lichenen in het algemeen te donker, of dragen een te dichte kruidenvegetatie. De lichenologische resultaten van de Werkgroepexcursies naar de bossen in Oostelijk Flevoland, Noordoostpolder en de Wieringermeerpolder bevestigen dit, zie Buxbaumiella 11: de soortenlijsten bevatten nauwelijks opvallende soorten, en de aantallen soorten zijn evenmin spectaculair. Volgens de geruchten zou het bij de lichenen voornamelijk om epiphyten gaan. Gezien het voorgaande is dit ook het meest waarschijnlijk. Maar in Zuidelijk Flevoland hebben epiphytische lichenen wel veel tegen: het gebied is aan een relatief grote luchtverontreiniging blootgesteld door zijn ligging dicht bij de randstad; oude bomen ontbreken uiteraard geheel; tenslotte ligt het gebied relatief ver van het oude land verwijderd, wat immigratie lijkt te bemoeilijken. Al met al waren de verwachtingen niet hoog gespannen, en leek eerder de vraag interessant, welke soorten er zich nog hebben kunnen vestigen.