Het is verheugend dat nu, ongeveer 2 jaar na het verschijnen van de Nederlandse Bladmosflora van A. Touw en W. Rubers, nu ook een revisie van een levermossengeslacht is verschenen, nl. Riccia. Dit geslacht, dat in ons land vertegenwoordigd is met 11 soorten, gaf vaak grote problemen bij het determineren, hetgeen duidelijk blijkt uit Tabel I (p.58) van de revisie. Hopelijk zullen de problemen nu verder tot het verleden behoren. Of dit inderdaad het geval zal zijn, kan pas blijken na veelvuldig gebruik. De determineertabel is hierbij uiteraard van cruciaal belang. Om een indruk te krijgen van de bruikbaarheid van de tabel heb ik alle Riccia-soorten welke in mijn herbarium aanwezig zijn (en grotendeels ook door Huub van Melick gezien) met de nieuwe tabel hergedetermineerd. Mijn bevindingen hierbij zijn de volgende. Het verschil tussen subgenus Riccia en Ricciella (het al of niet aanwezig zijn van luchtkamers) is gemakkelijk vast te stellen zonder het maken van coupes. Daarom zou ik het plezierig gevonden hebben als dit bij nr. 1 van de tabel aangegeven zou zijn (b.v. als voetnoot), zoals wel gedaan is in de Mossentabel van Margadant en During. Uit ervaring met biologiestudenten weet ik dat het maken van coupes voor beginners vaak moeilijk is en voor sommigen een drempel om zich te gaan bezig houden met een bepaalde plantengroep waar dit nodig is. Dit neemt uiteraard niet weg dat het maken van coupes in alle gevallen sterk aan te bevelen is. Met de soorten Riccia cavernosa en Riccia fluitans van het subgenus Ricciella had ik geen problemen: ik kwam feilloos op de goede soort uit. Van de andere soorten van het subgenus had ik geen materiaal ter beschikking.