Ooit was deze dijk een echte zeedijk, die het land erachter moest beschermen tegen het watergeweld van de Zuiderzee bij noordwesterstormen. In het midden van de 14de eeuw ontstond er behoefte aan een goede waterkering. Door inklinking en oxydatie van de veengrond, gecombineerd met het feit dat steeds meer water bij stormen vanuit de Noordzee de Zuiderzee binnendrong, kwam het land vaker onder water te staan. Deze dijk bestond tot 1611 uit niets anders dan een aarden lichaam, opgeworpen van klei en zand uit de naaste omgeving. De buitendijkse gronden moeten in die tijd een enorme omvang hebben gehad, waardoor de golven over een grote afstand uit konden lopen en zo afkalven van de dijk voorkomen werd. In 1613 werd de dijk met houten palen versterkt, echter ook hier deed de gevreesde paalworm kort na 1700 zijn werk, zodat het in 1750 noodzakelijk werd de dijk met stenen te beleggen. In de periode 1600-1700 is de dijk op verschillende plaatsen ingelegd. Hij werd stukje bij beetje landinwaarts verplaatst. De huidige Arkemheense dijk ligt echter nagenoeg op dezelfde plaats als zijn voorganger in 1750. Door de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 verloor de dijk een groot deel van zijn betekenis, het doek viel voorgoed bij het droogvallen van Zuid-Flevoland in 1968. Gedurende zo’n 200 jaar hebben lichenen zich kunnen vestigen op de basaltblokken en zwerfkeien aan de noordkant van de dijk. Het zullen soorten geweest zijn die ook nu nog aan de kust te vinden zijn. Caloplaca salina en Anaptychia runcinata zijn er voorbeelden van. Tot op heden zijn ze nog te vinden ondanks het feit dat het milieu zich er drastisch gewijzigd heeft. Dat de dijk rijk aan lichenen is, was al rond 1800 bekend, met name bij Harderwijk. Ten Cate verkende hem rond 1920 en Maas Geesteranus is er tussen 1940 en 1950 de nodige keren geweest. Recentere gegevens zijn van Maarten Brand, die in het Verslag van de eerste Nederlandse Lichenologische Excursie in Buxbaumiella 7 een indruk geeft van de grote lichenologische rijkdom. Ook nu is er nog veel te vinden, zo veel dat op een gegeven moment bij André Aptroot en mij het idee rijpte de belangrijke plekken te ontdoen van mossen en hogere planten die in snel tempo de lichenen dreigen te overwoekeren. Natuurlijk moest er een keuze gemaakt worden. Dit gebeurde op grond van het voorkomen van zeldzame soorten als Anaptychia runcinata, Aspicilia caesiocinerea, A. cinerea, Parmelia discordans, P. omphalodes, Pertusaria corallina, P. lactea e.a. Het schonen van andere plekken is echter ook alleszins de moeite waard! Er werd kontakt gelegd met het Waterschap Noord-Veluwe, toestemming tot schonen werd gegeven, met de belofte dat het waterschap de rommel zou afvoeren. Afgelopen zaterdag was het dan zover! Twaalf enthousiaste natuurliefhebbers hebben een groot deel van de dag, al dan niet op hun knieën, legaal voor een hoger doel mossen en hogere planten uitgerukt. Zelfs een fervent bryoloog rukte vrolijk zijn lievelingen uit de grond, hoewel we hem ervan verdachten ondertussen bezig te zijn met het smeden van een plan een werkkamp op touw te zetten ten behoeve van de mossen om zo volkomen legitiem korstmossen te kunnen liquideren. Ook de jongste deelnemer Harold, 2 jaar ruim, bleek een noeste werker te zijn. Natuurlijk sloeg op een gegeven moment de vermoeidheid toe. Plannen werden gesmeed om het een volgende keer wat handiger aan te pakken met een of andere machine of zo. Zelfs werd gedacht aan een paar geiten, als je ze een week of twee geen eten geeft, hebben ze die dijk zo kaal....... Van de kant van het waterschap was er belangstelling in de persoonvan de heer Moens. André heeft hem uitvoerig voorgelicht over het doel van onze aktie. We kregen koffie aangeboden in het Centrum voor Natuureducatie in het voormalige stoomgemaal “Hertog Reijnout”. Na het gebruiken van de boterham hebben we een stuk ten oosten van de Berencamperweg ontdaan van alles wat lichenen in hun ontwikkeling zou kunnen belemmeren. Mostapijten werden als Heugamatjes opgerold. Het gaf je het gevoel dat je opschoot. Tegen een uur of vier hielden we de dag voor gezien, doodmoe maar zeer voldaan. Blijft tot slot de vraag of deze inspanning nut heeft gehad. Misschien het belangrijkste is dat nu de beheerders weten dat hun dijk van grote lichenologische waarde is en bereid zijn er in de toekomst rekening mee te houden. De lichenen varen er wel bij om de simpele reden dat hun verstikkingsdood voorlopig is uitgesteld. Of er nieuwe vestigingen van korstmossen zullen komen, moeten we afwachten. Zeker is dat het proces gevolgd en de aktie met een zekere regelmaat herhaald zal moeten worden.