Grimmia is voor de meesten van ons een lastig geslacht gebleven, ondanks goede sleutels (Limpricht 1904, Nyholm 1954- 1969, Smith 1978) en de monografie van Loeske (1930). De door Loeske (1930) genoemde moeilijke groepen (alpestris en trichophylla) zijn tot op heden voor iedereen moeilijk gebleven. Voor ons Nederlanders extra moeilijk omdat wij ze, behalve G. pulvinata, in ons rotsarme land zo zelden zien. Een lid van onze werkgroep, Henk Greven raakte geboeid door de Grimmia’s, bestudeerde ze en schreef er een boek over. Het Grimmia-boek van Greven vat de kennis samen die de auteur heeft verworven – door gedurende 5 jaar ongeveer 2000 door anderen verzamelde collecties en 2000 zelf verzamelde collecties te bekijken, door veel te lezen en vooral door de Grimmia-monografie van Loeske (1930) diepgaand te bestuderen. Het aantal van 4000 collecties lijkt op het eerste gezicht veel, maar gedeeld door het aantal behandelde soorten (44) geeft dat een gemiddelde van minder dan 100 collecties per soort, wat weinig is voor een Europese revisie van zo’n veelvormige groep.