Het onderzoek van overblijfselen van tertiaire Elasmobranchii richt zich in Nederland in hoofdzaak naar de stratigrafische karakteristieken. Omdat het mariene Tertiair economisch oninteressant is, worden deze lagen zelden ontgonnen, zodat men veelal op boringen voor drinkwatervoorziening of van de Nederlandse Aardolie Maatschappij is aangewezen. Deze boringen moeten dan continu bemonsterd worden en de monsters moeten tenminste enkele kilogrammen groot zijn. In boringen waar aan deze voorwaarden is voldaan, zijn reeds goede resultaten bereikt. De oudere boringen zijn door een gebrekkige bemonstering en documentatie voor stratigrafisch onderzoek aan Elasobranchii meestal ongeschikt, evenals vroeger verzameld materiaal uit daglichtontsluitingen. In Oost-Nederland is nu een gedetailleerde lithostratigrafie beschikbaar (Van den Bosch et al., 1975). Ook zijn in dit gebied grote collecties Elasmobranchii bijeengebracht, welke in de tabel ten opzichte van de lithostratigrafie zijn uitgezet. De stratigrafische karakteristieken komen hierin goed naar voren. Behalve uit het Tertiair in Oost-Nederland, zijn fauna’s verzameld in een boring te Haamstede van de Rijkswaterstaat-Deltadienst, waarin het gaat om vroeg-miocene afzettingen; en in de Formatie van Maassluis (Oud Pleistoceen) van de boring te Ouwerkerk, eveneens op Schouwen-Duiveland, geboord door Rijkswaterstaat. Betrouwbaar materiaal uit de laat-oligocene afzettingen is in Nederland nog niet aanwezig; monsters van deze afzettingen, afkomstig uit een door het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie uitgevoerde boring te Lievelde, gem. Lichtenvoorde (Oost-Nederland), moeten op dit moment nog worden onderzocht. Eocene Elasmobranchii in situ zijn in Nederland nog nauwelijks bekend; onderzoek van boringmonsters is in dit opzicht noodzakelijk. Enkele Elasmobranchii werden verzameld in het Paleoceen van de Staatsmijn Maurits te Geleen-Lutterade in Zuid-Limburg.