Nieuwe soorten in het zoetwatergetijdengebied na de afsluiting van het Haringvliet. Op 29 sept. 1973 vond ik even ten westen van de brug tussen Gorkum en Sleeuwijk aan de zuidelijke oever van de Merwede een voor mij aldaar nieuwe plant: Aster tripolium. De groeiplaats is een voorheen onbegroeid slik, dat echter sinds 1970 weinig meer wordt overspoeld en nu vrijwel is dichtgegroeid. De zeeaster – met lintbloemen en grotendeels in vrucht – komt er verspreid voor tussen vooral Chenopodium rubrum en domineert op één plaats zelfs over een tiental m². Ook C. rubrum (dominant over honderden m²) is aldaar nieuw, evenals Senecio congestus, die in het echte getijdengebied uiterst zeldzaam voorkomt, maar nu door mij in 1972 en 1973 werd waargenomen. Dat S. congestus na het wegvallen van het grote getij zich in het zoetwatergetijdengebied zou vestigen, kon worden voorspeld. Met Aster tripolium is het echter interessanter, omdat met de andere vondsten in het zoetwatergetijdengebied (zie Gorteria 6, 1973, p. 184) het eerder geuite vermoeden in zake toenemende verzilting van het rivierwater (Gorteria 6, 1973, p. 138) lijkt te worden bevestigd. Sleeuwijk (N.-Br.)