Overwintering van Myriophyllum aquaticum (Vell.) Verdc. in Rotterdam. Op 28 oktober 1984 zag ik in een sloot aan de Kralingseweg te Rotterdam (IVON-hok 37.38.23) een drijvende expositie van tropische waterplanten. Het materiaal bestond uit de waterhyacint [Eichhornia crassipes (Mart.) Solms-Laub.], watersla (Pistia stratiotes L.), Salvinia auriculata Aubl. en een mij onbekende soort die door R.W.J.M. van der Ham (Leiden) werd herkend als Myriophyllum aquatica (vell.) Verdc., de ‘zilvermyriophyllum’ of ‘gepareld vederkruid’. Dit vederkruid was door hem in 1983 gevonden in een sloot bij Moordrecht, waar het de zachte winter 1982-’83 goed doorstond (Gorteria 12, p. 14- 15). De genoemde soorten bleken bij navraag afkomstig te zijn van een tuincentrum te Rotterdam. Elk voorjaar werden enkele planten in de sloot gegooid, waarna zij zich in de zomer sterk vermeerderden. In de winter gingen E. crassipes, P. stratiates en S. auriculata dood; alleen M. aquaticum doorstond de winters 1982-’83 en 1983-’84 ‘vorstelijk’. Dit werd mij nadrukkelijk verzekerd door de tuinder die verantwoordelijk is voor het schoonhouden van de sloot.