Wie over de A 7 tussen Groningen en Drachten rijdt komt langs een paar van de rijkste weidevogelgebieden van Groningen. Een daarvan is de Oude Riet, een graslandgebied van ongeveer 200 hectare pal ten noorden van de snelweg tussen de afslag Boerakker en de afslag Marum. Het gebied ligt in het Zuidelijk Westerkwartier. Dat vormt een overgangszone tussen de zandgronden van Drenthe (het Drents Plateau) en de Groningse zeeklei. Typerend voor deze streek is de afwisseling van west-oost lopende zandruggen, of ‘gasten’, en veenlaagtes. De term ‘gast’ vinden we terug in plaatsnamen als Grootegast en Lutjegast. Kenmerkend voor de iets boven hun omgeving uitstekende zandruggen zijn behalve de bebouwing ook de vele houtsingels, waarin voornamelijk elzen groeien. De laaggelegen veengebieden tussen de zandruggen bestaan uit open, vochtig grasland. Voor de ontginningen die in de Middeleeuwen – vooral door de kloosterlingen van Aduard – begonnen, waren het ondoordringbare moerassen en moerasbossen waar zich beken of kleine rivieren doorheen vlochten. Aan die vroegere moerassen herinneren nu nog de petgaten, rechthoekige stroken water en moerasbegroeiing, die ontstaan zijn waar het veen is uitgegraven. In de Oude Riet liggen een paar kleine restanten van petgaten.