De Tafeldans (das Tischrücken der Duitschers), liever het Tafelschuiven, heeft in de laatste maanden de algemeene aandacht tot zich getrokken. Dit kunstje is, naar ik meen, ’teerst in Noord-Amerika bekend geworden, en heeft zich van daar naar de oude wereld al spoedig eenen weg gebaand; op het vaste land van Jluropa schijnt het eerst te Bremen de aandacht tot zicli getrokken te hebben, en thans is er misschien in ons land geene stad, misschien zelfs weinige dorpen, waar men het niet uitgeoefend heeft en nog uitoefent. Velen der lezers van het Album der Natuur hebben zekerlijk daarin eenige mededeeling en opheldering dienaangaande verwacht te zullen vinden. Aan die verwachting heeft men dan ook getracht eenigermate te gemoet te komen, door aan de lezers een afzonderlijk kort berigt aan te bieden, waarin van het genoemde verschijnsel eenige verklaring gegeven werd, met eene uitnoodiging aan de medewerkers, ora, indien zij eenige daadzaken mogten waarnemen, die met die verklaringsproeve in strijd schenen te zijn, die te willen mededeelen, ten einde daarvan later gebruik te kunnen maken. Er zijn sedert dien tijd meer dan twee maanden verldbpen, en er is, zoover mij bekend is, door niemand nog iets wezenlijks tegen die verklaring ingebragt. Het kwam mij voor thans de tijd te zijn, om aan den tafeldans eenige weinige bladzijden toe te wdjden.