Voordat ultrafoons (batdetectors) op de markt waren om jagende vleermuizen waar te nemen, waren er geen methoden om op systematische wijze zomerkolonies van vleermuizen op te sporen. Toch kon wel onderzoek naar vleermuizen worden gedaan op voor mensen toegankelijke plekken. De traditionele jaarlijkse wintertellingen zijn daarvan een voorbeeld. Een ander voorbeeld vormt het zomer-onderzoek naar vleermuizen op kerkzolders tussen 1960 en 1984. In Noord-Holland is dit onderzoek in 1992 weer opgepakt. Een bijdrage aan het inzicht in de status van vleermuizen. Tussen 1960 en 1984 werden zo’n 1250 kerken bezocht op zoek naar zomerkolonies van vleermuizen (Braaksma, 1960-1984). Hoewel zich een groot aantal vleermuizenkolonies op deze zolders bevond, is de aandacht voor de aantalsontwikkelingen in deze verblijven verslapt. Glas & Braaksma (1980) geven een weinig rooskleurig beeld voor kolonies van vale vleermuis, meervleermuis, laatvlieger en grootoorvleermuis op kerkzolders. Er worden als oorzaken ondermeer houtconservering, renovatie en PCBvergiftiging aangewezen. Maar wat is, na de geconstateerde achteruitgang en nu we meer weten over de omvang van vleermuizenpopulaties, het belang van de kerkzolders voor vleermuizen anno 1993?