Vraatschade aan bloembollen, tuinbouwgewassen, fruitbomen en jonge bomen, en graverij in oevers vormden in de jaren vijftig in Nederland de aanleiding voor een uitgebreid ecologisch onderzoek aan woelratten door Van Wijngaarden (1954). Sinds die tijd is deze soort bijna geheel aan de aandacht van ecologisch en natuurgericht onderzoek ontsnapt. Tijdens een onderzoek in 1990-1991 naar de bijvangsten in de muskusrattenbestrijding werden aanwijzingen verkregen dat de soort in aantal is achteruitgegaan. Wordt nu ook de woelrat een zeldzame verschijning langs de oevers van onze wateren? In de oeverzones van onze talrijke plassen, beken, sloten en andere watergangen was tot voor kort de woelrat Arvicola terrestris het talrijkst voorkomende zoogdier. Met bever, otter, waterspitsmuis, noordse woelmuis, Europese nerts en later de cosmopolitische bruine rat, vormden zij er de oeverbewonende zoogdierbevolking. Inmiddels zijn in een vroegtijdig stadium de Europese nerts, de bever en recentelijk ook de otter uit ons land verdwenen en zijn de waterspitsmuis en noordse woelmuis nog slechts plaatselijk aanwezig. Op dit moment worden de oeverzones vooral bevolkt door geïntroduceerde soorten, die zich goed thuisvoelen in onze talrijke, uitgebreide maar kunstmatige waterbeheerssystemen. Ondanks de intensieve bestrijding is de muskusrat nu een van de meest voorkomende soorten, is de bruine rat talrijk te noemen, wordt de Amerikaanse nerts geregeld aangetroffen en weet de beverrat zich lokaal goed te handhaven. Het zou een bijna complete verandering van de semi-aquatische zoogdierfauna zijn, indien ook de woelrat het laat afweten.