Dat het slecht ging met de hamster Cricetus cricetus was velen in natuurbeschermend Limburg al begin negentiger jaren duidelijk. Maar door het ontbreken van voldoende recente verspreidingsgegevens kon de achteruitgang niet exact worden aangegeven en kwam de soort op de ‘Rode lijst van bedreigde en kwetsbare zoogdieren in Nederland’ alleen voor in de groep OG, onvoldoende gegevens (Lina & van Ommering 1994). In 1996 verscheen echter het rapport ‘Hamsterinventarisatie en soortbeschermingsplan’ (Krekels & Gubbels 1996) waarin op grond van verspreidingsgegevens uit 1994 de bedreigde situatie van de soort duidelijk werd geïllustreerd. Beide rapporten vormen de basis waarop in de provincie Limburg een beschermingsbeleid van de grond is gekomen. Ondanks beschermende maatregelen, zoals beheers- en gedoogovereenkomsten voor boeren in de zogeheten Ruime Jasgebieden in Limburg, had de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (ministerie LNV) behoefte aan een analyse van de overlevingskans van de soort in zijn verspreidingsgebied. Tevens wilde hij de exacte knelpunten weten en de mogelijke oplossingsrichtingen. Hiermee moest voor het beleid duidelijk worden welke maatregelen op korte en lange termijn noodzakelijk waren, zodat daarmee de basis voor een soortbeschermingsplan kon worden gelegd. Een opdracht voor een dergelijke studie werd in 1997 gegeven aan het Natuurhistorisch Genootschap Limburg, de Vereniging Das&Boom en het voormalige Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (thans Alterra). De resultaten van dit project, beschreven in het zogeheten ‘Overlevingsplan Hamster’ (van Apeldoorn & Nieuwenhuizen 1998) vormen de basis voor dit artikel.