Verscheidene keren is de afgelopen tijd in ‘Zoogdier’ het verdwijnen van de noordse woelmuis Micotus oeconomus uit terreinen in Overijssel en Friesland aan de orde gesteld. Een verdwijnen dat moeilijk verklaarbaar zou zijn omdat ‘veel gebieden op het oog nog steeds zeer geschikt voor noordse woelmuizen leken’, maar waar bij veldonderzoek met behulp van inloopvallen in plaats van de noordse woelmuis wel ‘zijn concurrent de aardmuis werd aangetroffen’ (zie onder andere Wansink 1999). In deze discussie vallen mijns inziens drie zaken op: 1. Het milieu dat de noordse woelmuis bewoont wordt wel in zijn uiterlijke vorm (fysiognomie en samenstelling van de vegetatie) beoordeeld, maar andere milieufactoren worden niet beschreven en zijn wellicht nooit onderzocht. Ook wordt niet duidelijk gemaakt hoe de noorde woelmuis gedurende zijn gehele levenscyclus, dus het jaar rond, zijn woongebied gebruikt. Veldinventarisa-ties lijken alleen te worden uitgevoerd om de aan- of afwezigheid van de noordse woelmuis in bepaalde terreinen vast te stellen. 2. Competitie met andere woelmuissoorten, met name met de aardmuis Microtus agrestis wordt als een factor in de achteruitgang van de noordse woelmuis betrokken, maar hoe deze competitie zich zou voltrekken wordt niet uit de doeken gedaan. 3. De fysiologische voorwaarden die de noordse woelmuis aan zijn omgeving stelt worden niet in de discussie betrokken.