De hazelmuis staat in Nederland vermeld op de Rode Lijst als ‘gevoelig’. Een andere slaapmuis in Nederland, de eikelmuis, is te boek komen te staan als ‘kwetsbaar’. In het soortenbeleid van het rijk is voor slaapmuizen voorlopig nog geen prominente rol weggelegd. Een soortbeschermingsplan is pas voorzien voor 2003. Voor de hazelmuis begint de tijd echter te dringen. Voor de eikelmuis waarschijnlijk ook, maar over de actuele verspreiding van deze soort is nog veel minder bekend dan over die van de hazelmuis. De afgelopen tien jaar heeft een kleine groep vrijwilligers gegevens verzameld over de verspreiding en ecologie van de hazelmuis. Deze gegevens zijn gebruikt voor een probleemanalyse, uitgevoerd door Alterra (voorheen IBN-DLO) en een actieplan, opgesteld door de stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen (IKL) in Limburg. Met de gegevens die er nu zijn kan een belangrijke eerste stap worden gezet in de uitvoering van soortgerichte maatregelen. Alle betrokken partijen onderschrijven het belang én de noodzaak hiervan. Nu de financiële middelen en de daadkracht nog. De stichting IKL is alvast met de uitvoering begonnen. Begin jaren negentig zijn vrijwilligers op uitgebreide schaal in Zuid-Limburg naar nesten van de hazelmuis Muscardinus avellanarius gaan zoeken. In de daaraan voorafgaande periode van bijna twintig jaar waren slechts negen waarnemingen van hazelmuizen verzameld. Er bleek toen echter nauwelijks gericht naar nesten van hazelmuizen te zijn gezocht en bovendien was het zoekbeeld voor hazelmuisnesten nog niet optimaal ontwikkeld (Erkenbosch 1990; mond. med. Ruud Foppen). Voor velen kwam het dan ook als een verrassing dat de hazelmuis begin jaren negentig nog in redelijke aantallen verspreid in de bossen van zuidoost-Limburg leek voor te komen (Foppen et al. 1995; Broekhuizen et al. 1992). In veel gebieden waar van Laar (1984) hem gevonden had werd de soort twee decennia later feitelijk herontdekt. Dit gebeurde ongeveer op hetzelfde moment dat de Rode lijst voor bedreigde en kwetsbare zoogdieren (Hollander & Van der Reest 1994) werd opgesteld. De ‘explosie’ van nestvondsten wekte de indruk dat de hazelmuis ’het nog niet zo slecht deed’, en zo kwam de soort te boek te staan als ‘niet bedreigd’. Inmiddels zijn we met ons onderzoek vijf jaar verder en blijkt de situatie voor de hazelmuis toch problematisch. De soort komt toch maar in een beperkt aantal gebieden voor en de populaties zijn zo klein en gefragmenteerd dat het alleen maar wachten is op problemen als er op korte termijn niets gebeurt (Foppen & Nieuwenhuizen 1997; Stichting IKL 1997). De stichting IKL wil daarom in overleg met terreinbeheerders en particuliere grondeigenaren komen tot uitvoering van soortgerichte maatregelen voor de hazelmuis.