Tijdens een recent onderzoek naar het voorkomen van de vossenlintworm in Zuid-Limburg werden veel vossen ingezameld, die door jagers voor dit doel mochten worden geschoten. Zowel de jagers als de onderzoekers bepaalden elk op hun manier hoe oud iedere vos was. De resultaten bleken sterk uiteen te lopen! Om na te gaan hoeveel vossen, Vulpes vulpes, in Zuid-Limburg besmet zijn met de kleine vossenlintworm, Echinococcus multilocularis, werden in 2002 en 2003 in totaal 207 vossen geschoten en door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzocht (Van der Giessen et al., 2004). Voor het schieten was ontheffing verleend in het kader van de Flora- en Faunawet. De jagers hadden de gelegenheid om op een formulier, naast vindplaats, datum en tijd onder andere ook de leeftijd van de geschoten vos in te vullen, zoals zij die beoordeelden. Daarbij werden vooraf geen instructies gegeven, zodat de jagers hun onbeïnvloede, op eigen ervaring berustende oordeel gaven. Tijdens het onderzoek van de vossen op het RIVM werd het gebit visueel geïnspecteerd. Daarbij werd eveneens een oordeel gegeven over de leeftijd van elke vos, waarbij ze ofwel subadult (eerstejaars) ofwel adult (ouder dan I jaar) werden genoemd. Daarna werd van 133 vossen een hoektand microscopisch onderzocht op leeftijd. Dat gebeurde door met een diamantzaag enkele 0.15 mm dikke plakjes uit de wortel te zagen en die plakjes onder de binoculaire microscoop te bekijken bij vergrotingen van 20- tot 50-maal. Met horizontaal invallend licht en een donkere achtergrond is dan de gelaagdheid in het tandcement zichtbaar. Elk laagje is in feite een soort jaarring.