In de jaren zestig heeft dr. A. van Wijngaarden een uitgebreid onderzoek ingesteld naar het voorkomen van de Noordse Woelmuis (Microtus oeconomus Pall.) in ons land. Deze soort bleek ondermeer voor te komen in de buitendijkse terreinen langs het Haringvliet. Door het aanleggen van een dam (voorzien van spuisluizen) tussen Hellevoetsluis en Stellendam, werd het Haringvliet in november 1970 van de zee gescheiden; het zoute Haringvliet veranderde in een vervuild zoetwaterbekken. De fascinerende wisselwerking tussen eb en vloed was voorgoed verdwenen. Voorheen was het getijdeverschil ± 2 meter; thans hebben wij te maken met een schijngetij van ± 20 cm, via Spui en Dordtse Kil, bij een gemiddelde waterstand van 50 cm + NAP. Het wegvallen van het getijdeverschil heeft, vooral in ecologisch opzicht, grote veranderingen teweeggebracht voor alle buitendijkse terreinen waaronder slikken, biezenvelden, rietgorzen, grasgorzen en grienden. Tot nu toe is er niets bekend over de gevolgen van de afsluiting inzake het voorkomen van de Noordse Woelmuis. Met behulp van de inloopvallen van het type ’Longworth’ hebben wij op enkele plaatsen in het oostelijk deel van het Haringvliet muizen gevangen.