In 1803, het jaar 12 in de tijdrekening van de Republiek, verscheen in Parijs onder (ongeveer) bovenstaande titel een (eigen)aardig boekje. Hierin verklaart de schrijver, A.A. Cadet-de-Vaux, volgens het titelblad lid van vele geleerde genootschappen, de oorlog aan de mol — van alle dieren het schadelijkst voor de landbouw. Hij vertelt wat hij allemaal heeft geleerd van de formidabele mollevanger Henri Lecourt. Deze Lecourt had onder het 'ancien régime’ een goede betrekking aan het hof, maar kwam na de revolutie aan de kost door de liefhebberij van z’n jeugd: het mollenvangen en 'bewees hierdoor de landbouw en z’n land grote diensten’. Hij haalde met z’n klemmen een gemiddelde van 80 Mollen per dag, met een maximum van 150 (in 1981 bereikte volgens de krant, een jonge boer-mollenvanger uit de Achterhoek overigens dit zelfde maximum).