“I like shells” zo begint dit boek. Geerat Vermeij volgt als het ware de geleidelijke veranderingen in zijn interesse en enthousiasme voor schelpen. Als klein kind verzamelde hij als zovelen van ons schelpen op het Nederlandse strand. Later riepen zij vragen op als, hoe ‘werkt’ een schelp, hoe wordt hij gevormd en hoe kwam die vorm in de loop der tijden tot stand. Als jongetje zag Vermeij schelpen als fraaie voorwerpen (ik denk eigenlijk nog steeds). Zijn eerste kennismaking met de vormenrijkdom van tropische schelpen riep de vraag op naar het waarom van geografische verschillen in schelpvorm. Gaandeweg raakte hij geïnteresseerd in de ‘kosten’ voor het dier van het maken van een schelp en de rol die predatoren spelen in de evolutie van schelpvormen. Het eerste deel van het boek houdt zich bezig met structuur en constructie van de schelp, de diversiteit in schelpvormen, de geometrie, de veranderingen in vorm bij het ouder worden. Het geeft een inzicht in de mechanische principes en omstandigheden die de schelpvorm bepalen. Waar liggen de grenzen van de mogelijkheden van aanpassingen van de vorm hieraan en hoeveel energie gaat zitten in het vormen van een schelp. Vooral het maken van de organische schelpmatrix kost energie. Zelfs als die matrix slechts 5% van de schelp uitmaakt, kost zij toch 50% van de benodigde energie: schelpreparatie bij schelpen met een relatief laag matrixgehalte gaat dan ook aanmerkelijk sneller. Reductie in de kosten van schelpproductie is een mogelijke lijn in de evolutie van mollusken waar nog weinig aandacht aan is besteed. Zowel actieve als passieve schelpoplossing komt voor: uit ‘zuinigheid’ lossen sommige slakken delen van oudere windingen op om de kalk weer te gebruiken voor schelpgroei. Een goed periostracum beschermt de schelp tegen oplossing van kalk in (zee)water.