Ons vlakke landje is niet veel diepe dalen rijk. We hebben een wijde Gelderse Vallei en een IJsseldal die eigenlijk niets anders zijn dan langgerekte, brede laagten, gevormd door een tong van het landijs, dat gedurende de pleistocene tijd half Nederland bedekte. We kennen de dalen van Twente en de Veluwe, eveneens gelegen in het gestuwde gebied van het Scandinavische landijs. En dan hebben we nog de vlakke depressies, die de riviertjes van Drente, de Achterhoek en Brabant vergezellen. Echte doorlopende, min of meer diepe dalen hebben we echter maar heel weinig. Eigenlijk vindt men ze alleen in Zuid-Limburg. Hoe komen die dalen daar?