Hoewel vele lezers uit hoofde van hun liefhebberij, zich zullen afvragen wat de oudheidkunde, en meer speciaal de praehistorische archaeologie, met hun stokpaardje te maken kan hebben, is de titel boven dit artikel toch niet zo gezocht als zij wellicht denken. Ook ons land werd in voorhistorische tijden reeds door mensen bewoond, die hun sporen achterlieten voor de min of meer detectivistisch aangelegde zonderlingen, die wij archaeologen nu eenmaal in het oog van de meeste niet-archaeologen zijn. En dan hoef ik maar te wijzen op zulke bekende overblijfselen als de hunnebedden, om meteen al een contactpunt gevonden te hebben tussen keienzoeker en potjesgraver. Het is echter niet over de hunnebedden, dat ik het hier wil hebben, maar over nog veel oudere sporen uit de geschiedenis der mensheid. Voor het dateren van deze zeer oude overblijfselen zijn wij, behalve op de zuiver archaeologische typologie, de leer van de ontwikkeling der primitieve werktuigen van de mens in minder primitieve, ook aangewezen op de vergelijkende volkenkunde en op de geologie en de (macro- en micro-) palaeontologie. Vooral deze laatste wetenschappen worden belangrijker, naarmate de vondst zelf ouder blijkt te zijn.

, , , , ,
Grondboor & Hamer

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Geologische Vereniging

D.P. Erdbrink. (1948). Archaeologische wetenswaardigheden voor liefhebbers van geologie. Grondboor & Hamer, 1(6), 162–168.