Op 17 Maart 1934 vond schrijver dezes tussen uitgehord grint bij de groeven van Westerhaar een zwaar stuk kristallijn metaal, dat aanvankelijk een plaats kreeg bij de niet-definiëerbare erratica. Het leek wel wat op pyriet, maar het soortelijk gewicht was daarvoor te hoog. Bij het lezen van een artikel over meteoorstenen kwam de gedachte op, dat het wel eens een dergelijke zwerver door de onmetelijke ruimte zou kunnen zijn, die daar tussen het grind verzeild was geraakt. Verschillende tekenen waren gunstig voor de houdbaarheid van deze theorie, maar een nauwgezet onderzoek moest tenslotte toch de uitkomst brengen.