In het bovenstaande wordt de mening uitgesproken en toegelicht dat de oostelijke Veluwestuwwal tweemaal is opgestuwd geworden, nl. de eerste maal door een ijstong in het IJseldal en later nog eens door een front, dat gerugsteund werd door een enorme ijsmassa, die Oost-Nederland bedekte. Zolang het ijs buiten de dalen nog geen grote dikte had, zal de stroming voornamelijk door de dalen hebben plaats gehad en der stroomrichting lokaal door de dalrichting zijn bepaald geweest. Voor het vaststellen ener algemene bewegingsrichting tijdens het hoogtepunt der ijsbedekking zijn de gegevens nog onvoldoende. Uit sleuringsverschijnselen in de heuvel van Ootmarsum kan worden afgeleid dat een ijsstroom, die op deze heuvel een krachtige erosie heeft uitgeoefend, gedurende een laat stadium een NO—ZW richting heeft gehad.

, , ,
Grondboor & Hamer

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Geologische Vereniging

H.D.M. Burck. (1950). De bewegingsrichting van het landijs in oostelijk Midden-Nederland. De. Grondboor & Hamer, 2(8), 34–43.