Het woord „potklei' is de vage aanduiding van een veel omstreden geologische formatie. In het algemeen wordt er een donkergekleurde, vaste, meer of minder „vettige" kleilaag mee bedoeld, die op veel plaatsen in Noord-Nederland onmiddellijk onder de grondmorene, of op zekere diepte daarbeneden voorkomt. Het is een gebruiksnaam uit de volksmond en de term zegt weinig of niets omtrent geologische ouderdom of wijze van ontstaan, zelfs niet aangaande de samenstelling. Daar deze klei ook buiten het zeekleigebied op sommige plaatsen in open groeven te krijgen was en zich buitengewoon goed leende voor het vervaardigen van vaatwerk, werd er door de vroegere bevolking de naam „potaarde" of „potklei" aan gegeven. Zo is in een oude akte op het Groninger Archief te lezen, dat de abdij van Aduard het recht verkreeg om „cley offt potteerde" te graven bij Roden in Drente voor haar pan- of tichelwerk aldaar. Tot de verwoesting van het klooster in 1580 is daar het ruwe gebruiksaardewerk gemaakt en uit schervenonderzoek blijkt, dat in deze omgeving op het platteland potklei-aardewerk is gebruikt tot in de vorige eeuw.

, , , , , , , , , ,
Grondboor & Hamer

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Geologische Vereniging

G.H. Ligterink. (1954). Potklei. Grondboor & Hamer, 2(15), 309–316.