De uitzonderlijk droge zomer van het jaar 1959 was reeds vergevorderd, het was al September, voor ik mij eigenlijk pas goed realiseerde, welke unieke kansen deze grote droogte bood. Rivier- en beekbeddingen vielen immers allerwegen droog, zo lazen we in de kranten. Misschien waren er dus wel ontsluitingen toegankelijk geworden, die anders steeds door het water aan het oog onttrokken waren. Een tweetal plaatsen in de buurt van de Barlerberg kwamen mij weer in herinnering , die reeds lang uitlokten tot een nader onderzoek. Het was het Albien in de bedding van de Florbach waar Bartling (Lit. 4) zo interessant van verhaalt in zijn 34e Wanderung en het Albien in de bedding van de Olbach waar Bentz (Lit. 5) een beschrijving van geeft.Vroeger had ik daar reeds rondgespeurd, maar zonder succes, misschien dat nu?