Om het tot veenvorming te laten komen, moet het milieu aan enkele voorwaarden voldoen. Deze zijn onder andere dat het voldoende nat moet zijn om afgestorven planten zuurstofarm te conserveren en dat er voldoende vegetatie moet zijn. Aan deze voorwaarden werd aan het einde van de jongste ijstijd, het Weichselien, en in het daarop volgende Holoceen in een aantal gebieden in belangrijke mate voldaan. In Limburg komt op veel plaatsen veen uit deze tijd voor, zij het dat het vooral Midden-Limburg betreft. Het gaat daarbij om beekdalen en delen van beekdalen, maar enkele belangrijke voorkomens betreffen gebieden tegen de grens met Noord-Brabant, die voor het overgrote deel tot de Peelveencomplexen behoren, op de westhelling van de waterscheiding. Lokaal, met name dicht bij de grens met Duitsland, komt veen voor op plaatsen waar water uit de grond treedt aan de voet van hoger gelegen grofzandige rivierafzettingen. Ook komt ouder veen voor, dat bedekt wordt door jongere afzettingen, maar toch enige bekendheid geniet. In de Peel en omgeving komt bv. veen voor, dat dateert uit een andere periode, het Eemien, dat soms een complex vormt met de jongere venen in de Peel. In Zuid-Limburg werd bruinkool gewonnen, het gaat hier om een compact veen uit het Tertiair en dus enkele miljoenen jaar oud. In de rest van Limburg komt plaatselijk ook bruinkool en ander veen van verschillende ouderdom voor, maar dit is alleen uit grondboringen bekend.