Een samenspel van warme zeestromen, verdwenen barrières en gunstige milieufactoren. In de loop der jaren hebben vele duizenden geologen uit de hele wereld beroepshalve of uit liefhebberij de Krijtzeeafzettingen rond Maastricht bezocht, waar de fossiele resten van Mosasaurus, reuzeschildpad, koralen, bryozoën en grootforaminiferen bij wijze van spreken voor het oprapen liggen. Om het voorkomen van deze tropische of subtropische organismen zo ver naar het noorden te verklaren wordt soms aangenomen dat er in grote delen van de toenmalige wereld een warm en relatief gelijkmatig 'broeikasklimaat' heerste. In dit artikel probeert de auteur een deel van het mechanisme te doorgronden, dat deze migratie vanuit de Tethys in het zuiden naar de 'boreale' Krijtzee in Noord-Europa mogelijk maakte.