Kristallijne gidsgesteenten in keileem of andere sedimenten zijn karakteristiek voor een bepaald herkomstgebied. Noordelijke zwerfstenen van granaatamfiboliet zijn in Nederland en Duitsland nooit als gidsgesteente beschouwd en daarom ook niet in tellingen gebruikt. Vijftig jaar geleden werd in Zweden wel veel waarde gehecht aan granaatamfiboliet in glaciale afzettingen als gidsgesteente (Wennberg 1949). De oorspronkelijke naam 'dioritskiffer med granater' (schisteuze dioriet of diorietgneis met granaten, naar o.a. Hummel 1877 en Svedmark 1888) is dan al geruime tijd verlaten. Hummel en Wennberg behandelen uitsluitend de amfibolieten, die zij in Zuidwest-Zweden in grote aantallen als zwerfsteen aantroffen. Zij beschouwden dit deel van Zweden als het herkomstgebied. Van 1950 tot 1988 wordt de waarde als gidsgesteente echter niet benut of niet erkend. Sinds de verschijning van het boek 'Sten i det danske landskab' van Smed (1988) ondervindt de Zuidwest-Zweedse granaatamfiboliet weer een opwaardering als gidsgesteente. In dit artikel wordt ingegaan op de vraag of dit type zwerfsteen in Nederland ook als gidsgesteente is te gebruiken. Ik beperk me daarbij tot de schisteuze granaatamfiboliet. Daarnaast wordt van andere metamorfieten hun bruikbaarheid als gidsgesteente besproken. Zusammenfassung In dieser Abhandlung wird den potentiellen neueren kristallinen Leitgeschieben und anderen Geschieben aus Südwest-Schweden Aufmerksamkeit gewidmet, über die Smed und Vinx zwischen 1988 und 1998 berichteten. Es handelt sich besonders um Granatamphibolite (Abb. 3 und 4), die hin und wieder anzutreffen sind. Unsere Möglichkeiten zur näheren Bestimmung dieser Gesteinsarten sowie auch einiger anderer Gesteinsarten sind abhängig von den Fundumständen bzw. Verhältnissen am Fundort. Bei Geschiebezählungen in den Niederlanden müssen notwendig Lesesteine sowie Geschiebe aus Baugruben verwendet werden. Solche hier aufgelesenen Geschiebe sind meistens klein und mehr oder weniger verwittert. Die Bestimmung wird dadurch erheblich erschwert. Das gilt auch für die Gesteine der südwestschwedischen Granulitgruppe. Die Strände und Kliffs der Ostsee in Dänemark und Deutschland liefern hingegen gut erhaltene Geschiebe, außerdem auch viel größere Exemplare, was die Bestimmung wesentlich erleichtert. Die Auswertung bei Aufsammlungen von unterschiedlich gut erhaltenem Material ist erfolgversprechender, wenn die Größe der Steine nicht allzu sehr variiert (Bandbreite: 2,5 bis etwa 15 cm). Dabei sollten schwierig zu bestimmende Gesteine außerhalb der Zählsumme bleiben und besser nebenher - sofern gewünscht - in einer Hilfszählung (Tab. 1) untergebracht werden. Die 'circle-map'-Methode von Smed und anschließend die Leitserien-Methode von Vinx werden kurz erwähnt.

, , , ,
Grondboor & Hamer

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Geologische Vereniging

J. Zandstra. (2002). Schisteuze granaatamfiboliet en andere metamorfieten uit Zuidwest-Zweden : gidsgesteenten?. Grondboor & Hamer, 56(6), 145–150.