Het klinkt ons al niet meer zo vreemd in de oren: die opeenvolging van tijdseenheden, waarin de geschiedenis van de aardkorst wordt opgedeeld, en waarin de ontwikkeling van het leven plaatsvond. Na het Precambrium, waarvan weinig zinnigs over de faunistische stand van zaken te zeggen valt bij gebrek aan duidelijke fossielen, kwam het Paleozoïcum (Cambrium, Ordovicium, Siluur, Devoon, Carboon, Perm), waarin de meeste diergroepen tot ontwikkeling kwamen en sommige alweer van het toneel verdwenen. In het daaropvolgende Mesozoicum (Trias, Jura, Krijt) werden de flora en fauna meer geperfektioneerd en de levenskansen ook op het land verder uitgebuit. In het huidige Cenozoicum (Tertiair, Kwartair) hebben de moderne, vaak efficiëntere levensvormen veel van hun voorgangers verdrongen, waarbij zeker klimatologische invloeden een rol hebben gespeeld. Deze invloeden waren er in voorgaande perioden natuurlijk ook, we zullen ze nog tegenkomen.

, , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

J. Stemvers-van Bemmel. (1976). Iets over stratigrafie in het algemeen. Gea, 9(1), 2–3.