Reeds eerder werd in dit tijdschrift aandacht geschonken aan het Onder-Paleozoicum van Zweden. In het Gotland-nummer van 1974 werd het Siluur van dit Oostzee-eiland uitvoerig besproken, terwijl in 1975 een artikel werd gewijd aan het Cambrium en het Ordovicium van de berg Kinnekulle, in Vastergötland. Door hun ligging op het rigide blok, gevormd door het Fenno-Scandisch schild, zijn de paleozoische formaties van Zweden gespaard gebleven van orogene druk. De gesteenten zijn daardoor tevens vrijwel vrij van metamorfose, en in slechts zeer geringe mate tektonisch verstoord. Dit alles verklaart de uitzonderlijk goede bewaringstoestand van de fossielen, die in vele van deze lagen overvloedig voorkomen. Buiten het Baltisch bekken (Gotland, Oland, Smaland, Skane) bleven outliers van Cambro-Siluur bewaard op het Zweedse vasteland, daar waar ze tegen erosie beschermd waren. Men kent paleozoische gesteenten, beschut onder een laag doleriet, die ooit als een sill-intrusie tussen de lagen geinjekteerd werd: Vastergötland, Kinnekulle, Hunneberg. Op andere plaatsen bleef het Cambro-Siluur bewaard in depressies in het oppervlak van het Fenno-Scandisch schild: Östergötland, Narke, Siljan-distrikt (fig. 1). Dit laatste, het meest noordelijke voorkomen in Zweden van niet-metamorf Paleozoicum, wordt hier verder besproken. Het Paleozoicum uit deze streek onderscheidt zich op twee punten essentieel van dit uit andere gebieden in Zweden. Het Cambrium ontbreekt en de mate van tektonische verstoring is relatief hoog, zodat belangrijke breuken en zelfs overschuivingen voorkomen.

, , , , , , , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

J.F. Geys. (1977). Ordovicische riffen in Dalarna, Zweden. Gea, 10(2), 29–33.