Wie zich met fossielen bezig houdt, komt vroeg of laat allerlei soorten dieren tegen, waarvan de meeste mensen de namen nauwelijks kennen. Voor wie zich een paar jaar in de paleontologie heeft verdiept zijn woorden als ammonieten, trilobieten of brachiopoden min of meer algemeen bekende termen geworden, waarvan hij als amateur dan ook wel een duidelijke voorstelling heeft gekregen. Dringt men echter dieper en intensiever door in de kennis van het fossiele leven, dan stuit men op een goede dag stellig op een diergroep, die het nauwelijks tot de vitrines der musea, laat staan tot de tafels van de handelaars op de tegenwoordig zoveel voorkomende geologische beurzen heeft gebracht, namelijk de bryozoën of mosdiertjes, die ook wel polyzoën genoemd worden, omdat ze in grote aantallen bij elkaar in kolonies voorkomen. Bovendien ontdekt men dan ook dat deze diergroep allerminst is uitgestorven en ook in de tegenwoordige tijd nog veelvuldig voorkomt maar dan meestal aan het oog van de leek ontsnapt. Voor wij iets over de fossielen kunnen zeggen is het belangrijk om de recente bryozoën eens de bespreken. De naam „mosdiertjes" wijst op een oppervlakkige overeenkomst met planten. Sommige bryozoënkolonies zien er inderdaad als heesters uit en hangen aan wieren of schelpen of groeien uit spleten tussen rotsen of koralen, terwijl weer andere soorten vlakke korsten vormen net als korstmossen op stenen of schelpen.

, , , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

J. van Diggelen. (1978). Bryozoen. Gea, 11(3), 60–63.