Een slijpplaatje of dunne door snede van een gesteente is een gesteentevlies van 0,03 mm dikte, dat met een bepaald kitmiddel tussen een glazen plaatje en een dekglaasje gekit is. Dit preparaat wordt in een polarisatiemikroskoop bekeken. In dit apparaat zijn twee polarisatiefilters, ook nicols genoemd, aangebracht: een onder en een boven het preparaat. Het onderste nicol blijft doorgaans constant ingeschakeld, het bovenste kan worden weggeklapt. Door het onderste filter wordt het licht gepolariseerd. De doorvallende stralen van het licht trillen na passeren van dit nicol nog slechts in een richting. Wanneer het slijpplaatje in de polarisatiemikroskoop wordt bekeken, met alleen het onderste nicol ingeschakeld, blijken vele mineralen doorzichtig te zijn, geheel kleurloos ofwel gekleurd. Sommige mineralen zijn ondoorzichtig of opaak. Dit zijn over het algemeen ertsen, zoals magnetiet en ilmeniet. Kleurloos zijn bijv. kwarts, kaliveldspaat, plagioklaas, nefelien, muskoviet. Gekleurd zijn o.a. biotiet, de meeste amfibolen. De meeste pyroxenen zijn zwak of niet gekleurd.

, ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

J. Stemvers-van Bemmel. (1979). Slijpplaatjes ontsluiten de stenen. Gea, 12(1), 3–3.