Stelt u zich voor: de kust van de Atlantische Oceaan in Midden-Frankrijk, in September van dit jaar. Bij eb is er een vlakte zo ver het oog reikt, met blubberige klei, waarop door de zich terugtrekkende vloed grote plakkaten wier in slierten zijn achtergelaten. Na enige tijd in de zon gelegen te hebben, verspreiden ze een weinig opwekkende geur. Het prachtige nazomerweer, zonder atmosferische storingen, heeft iedere golfslag verstomd. Bij vloed is er geen naderend gebulder van golven, maar alleen een zacht geklots van een telkens iets opschuivende waterlijn. Het klif van kalksteen, dat in tijden van zwaar weer door de golven wordt afgeslagen, wordt nu bij hoog water lang niet bereikt. De getijdezone voor het klif ligt bezaaid met afgeronde kalkstenen; hier en daar vormen flauw naar zee duikende kalklagen een abrasievlak: zij zijn de laatste weerstand van het gesteente tegen de golven, die hen tot bij de waterspiegel hebben afgeknaagd. Ook hierop liggen plakkaten zeewier.

, , , , , , , , , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

J. Stemvers-van Bemmel, & P. Stemvers. (1990). Pyriet en markasiet aan de Atlantique: diverse vormen van zwavelijzer aan de Middenfranse kalkkusten. Gea, 23(4), 111–116+125.