Ten oosten van de Zuidfranse stad Albi liggen een drietal fluorietmijnen in gesteenteformaties uit het Paleozoïcum. Het gebied bestaat uit een hoogvlakte met daarin diep uitgeslepen rivierdalen. De rivier de Tarn heeft hier zijn beroemde "gorge" al lang achter zich gelaten en stroomt met een zacht gangetje naar zijn einddoel: de Garonne. De streek is nog niet overspoeld door het massatoerisme. Stille stadjes met daaromheen, in de zomerzon, zinderende velden. In de vele kleine dorpjes en gehuchten lijkt de tijd te hebben stilgestaan. Drukte is er wel tijdens de jaarlijkse zomerfeestweek. leder dorp heeft zijn eigen feestweek en dan zijn er natuurlijk Jeux-de-boules-wed-strijden. Eenvoudige campings, vooral langs de Tarn, maar ook bij de boer, en simpele hotelletjes maken voor de rustzoekende mineralenverzamelaar het verblijf goed mogelijk. Het lijkt een eldorado. Ik moet u echter waarschuwen voor al te hoge mineralogische verwachtingen: de te vinden mineralen zijn van een matige kwaliteit. De drie mijnen zijn: a. La Mine de Trebas; b. Mine du Burg, en c. Mine de Mont-Roc. De hoofd-paragenese in deze drie ontsluitingen is: kwarts (Si02), sideriet (FeC03), fluoriet (CaF2), chalcopyriet (CuFeS2), en bariet (BaS04).

, ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

H. van Dennebroek. (1991). Fluorietmijnen in de Albigeois (dept. Tarn). Gea, 24(1), 29–30.