In het noordwestelijk deel van Jutland, in het noorden van Denemarken, komt een vrij zeldzaam gesteente voor. Er is alleen een Deense naam voor: moler. Het komt alleen aan de oppervlakte in de omgeving van het westelijke Limfjord. Afb. 1. Steile, witte kliffen van moler verheffen zich langs de kust van de eilanden Mors en Fur en bepalen grotendeels het beeld van dit prachtige landschap. Afb. 2. De moler-formatie ontstond onder bijzondere omstandigheden en is slechts op kleine schaal afgezet. Moler, ook wel diatomeeënaarde genoemd, is rijk aan fossielen. Tijdens het Onder-Eoceen, zo'n 50 miljoen jaar geleden, strekte zich een binnenzee uit over het gebied waar nu Jutland ligt, van Zuid-Noorwegen tot Noord-Duitsland en van de oostkust van Engeland tot vermoedelijk de westkust van Zweden. Deze zee stond in het noordwesten, tussen Schotland en Noorwegen, in verbinding met de oceaan. Later in het Eoceen was er in het zuiden een verbinding met het Kanaal. Deze zee wordt het "Eoceen-bekken" genoemd; in het noordelijke deel ervan, het "Deense bekken", ontstond moler.

, , , , , , , , , , , , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

P. Bomers. (1993). ''Moler'' in Denemarken: een voorbeeld van zeebloei?. Gea, 26(2), 70–74.