De geologische geschiedenis van Noorwegen kan als een boek worden gelezen uit de gesteenten van het land. Er is vastgesteld dat het Noorse gebied, samen met Zweden en Finland, deel uitmaakte van een continent dat vanuit het noordoosten: Kola-schiereiland, Finnmarka, stapsgewijs was aangegroeid. De omvang van dit oude continent was ooit aanzienlijk: ook Groenland en delen van Noord-Amerika waren erbij betrokken. Deze ontwikkeling duurde miljarden jaren (op de Lofoten is bv. een gabbro gevonden, die ouder is dan 3 miljard jaar). Tegen het einde van het Precambrium, circa 600 miljoen jaar (m.j.) geleden, ontstonden er breuken die het continent in tweeën scheidden. De twee platen begonnen uit elkaar te drijven: de lapetus-oceaan opende zich; in een centrale rift werd nieuw, bazaltisch korstmateriaal gevormd. Het westelijke continent ontwikkelde zich verder als het Canadese Schild, het oostelijke continent vormde voortaan een afzonderlijke eenheid: het Baltische Schild. Breuken, die ongeveer loodrecht op de hoofdbreuk liepen, drongen in de randen van het Baltische Schild; enorme landblokken verzonken. De zee drong de hierdoor gevormde baaien binnen: Hamar - Trysil, Jarmtland -Vasterbotten en tot Varanger in Finnmarka. De lengtedalen Rendalen en Engerdal vertegenwoordigen nog de oude breukzones. 600 m.j. geleden kende het gebied een ijstijd, die op grote schaal vergletsjering en morenevorming tot gevolg had. Uit deze episode dateren uitgebreide tilliet-afzettingen (versteend morenemateriaal). Andere verschijnselen waren denudatie (vervlakking) van het land, waardoor meanderende rivieren stroomden, en zandafzettingen, waarin de U-vormige buizen van bepaalde wormen voorkomen. Deze afzettingen beslaan als Sparagmietserie uitgestrekte gebieden, ze zijn van Eocambrische ouderdom.

, , , , , , , , , , , , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

J. Stemvers-van Bemmel. (1994). De geologische geschiedenis van Noorwegen in vogelvlucht. Gea, 27(1), 2–4.