In de mineralogie kent men een aantal aandachtsgebieden, zoals de ertsmineralogie, de mineralogie van metamorfe gesteenten, de kleimineralogie en de bodemmineralogie. De mineralogie van de oppervlaktegesteenten, oppervlaktedelfstoffen en bodems noemt men wel de bodemmineralogie, de kleimineralogie is daar een onderdeel van. Bodemmineralogie gaat over mineralen die aan het terrestrisch aardoppervlak in de bodem voorkomen. Dat aardoppervlak is een wonderlijke omgeving. Gesteenten die bij gebergtevorming uit de warme aardkorst omhoog komen zijn hier onderhevig aan temperaturen die scho mmelen tussen ca.- 25°C en + 40°C bij een druk van slechts één bar, terwijl een voortdurende stroom van zonneënergie via de plantengroei zorgt voor de omzetting van de in die gesteenten aanwezige mineralen. Gesteenten breken en worden onder invloed van bodemvorming verkleind. Veldspaten, kwarts, pyrobolen en mica's, de belangrijkste mineralen van de aardkorst, veranderen in oxyden en hydroxyden van ijzer en aluminium, in zouten zoals gips en calciet, èn in kleimineralen, de belangrijkste mineralen van het aardoppervlak.

, , , , , , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

L. van der Plas. (1994). Kleimineralogie: een "basis" wetenschap. Gea, 27(3), 77–83.